Woorden van de maand

nr. 1 

 

 

 

aanbieden 

bemoemen 

communicatie 

emotie 

hoofdzaak 

kwantitatief 

non-verbaal 

percentage 

risico 

uitrekenen 

 

 

Je kunt hieronder oefenen voor de toets van de maand. Je kunt ook heel simpel je oortjes in doen en 10 minuutjes naar het filmpje kijken, dat vind je hier

 

Aanbieden 

 

Het werkwoord aanbieden is een sterk (onregelmatig) werkwoord. 

TT: ik bied aan, hij biedt aan, wij bieden aan 

VT: ik bood aan, hij bood aan, wij boden aan. 

 

Het voltooid deelwoord is aangeboden. Het betekent: 

Laten weten dat je iets kan krijgen, geven: hij heeft haar rode rozen aangeboden. Zij bood hem een kop koffie aan. Tiësto kreeg twee Awards aangeboden. 

 

Synoniemen: geven, aanreiken, overhandigen 

 

Let op, het werkwoord heeft een DT-probleem: 

Ik bied aan, jij biedt aan – bied jij aan? (vergelijk: jij loopt weg - loop jij weg?) Hij/zij biedt aan 

 

Er zijn twee zelfstandige naamwoorden: 

1. Aanbod: hij kreeg een mooi aanbod voor zijn auto. 

2. Aanbieding: de wokgroente is bij Jumbo in de aanbieding. De aanbieding van het cadeau was erg mooi. 

 

Benoemen 

 

Het werkwoord benoemen is een zwak (regelmatig) werkwoord. 

TT: ik benoem, hij benoemt, wij benoemen 

VT: ik benoemde, hij benoemde, wij benoemden 

 

Het voltooid deelwoord is benoemd. Het betekent: 

1. Iemand aan functie geven: de koning benoemt hem tot burgemeester. 

2. Iets een naam geven: je moet alle delen van dat blad goed benoemen. 

Synoniemen: aanstellen, bestempelen, installeren, betitelen 

 

Zelfstandig naamwoord: benoeming. Hij kreeg een nieuwe benoeming als leraar aan school. Zijn benoeming als burgemeester was een vergissing. 

 

 

Communicatie 

 

Communicatie is een zelfstandig naamwoord met het lidwoord de. Het woord heeft geen meervoud, net als melk, zand, geld. Het betekent: 

Het overbrengen van gegevens of informatie: Communicatie vindt plaats tussen mensen door woorden, gebaren, via internet, telefoon, radio, TV, etc. 

 

Synoniemen: uitwisseling (van informatie), interactie. 

 

Bij communicatie zijn altijd ten minste twee partijen betrokken in de rol van zender en ontvanger. 

 

Werkwoord: communiceren Het overbrengen en ontvangen van een boodschap. 

TT: ik communiceer, hij communiceert, wij communiceren. 

VT: ik communiceerde, hij communiceerde, wij communiceerden. 

 

 

Emotie 

 

Emotie is een zelfstandig naamwoord met het lidwoord de. Het meervoud is emoties. Het betekent: 

Een heftig gevoel: een gevoel van blijdschap is een vorm van emotie. 

 

Synoniemen: gevoel, beleving, bewogenheid 

 

Emotie is iets wat je voelt, zoals angst, jaloezie, haat, liefde, twijfel, onzekerheid, paniek, etc. 

 

Het werkwoord is emotioneren 

TT: ik emotioneer, hij emotioneert, wij emotioneren 

VT: ik emotioneerde, hij emotioneerde, wij emotioneerden 

 

Het voltooid deelwoord is geëmotioneerd. Het betekent een heftig gevoel krijgen. 

Die filmbeelden emotioneren mij. Zijn gebaar emotioneert me. De diefstal heeft haar zeer geëmotioneerd. 

 

 

Hoofdzaak 

 

Hoofdzaak is een zelfstandig naamwoord met het lidwoord de. Het meervoud is hoofdzaken. Het betekent: 

Iets dat zeer belangrijk is: de hoofdzaak is dat je weer gezond bent! Je hebt je diploma, dat is de hoofdzaak. 

 

Synoniemen: kernpunt, belangrijkste deel, voornaamste 

 

Een zaak die minder belangrijk is noemen we bijzaak. Je moet goed onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken! 

 

Hoofdzakelijk is een bijwoord. Het betekent: 

In het bijzonder, grotendeels, voornamelijk: ze verkopen daar hoofdzakelijk halal producten. 

 

 

Kwantitatief

Kwantitatief is een bijvoeglijk naamwoord. Het betekent:

Wat betreft de hoeveelheid of het aantal: kwantitatief gezien viel de opkomst bij deze bijeenkomst tegen, er kwamen maar weinig mensen op af.

 

Synoniemen: in aantal, qua grootte, naar hoeveelheid

 

Kwantitatief wordt vaak gebruikt in een tegenstelling met het woord kwalitatief: naar eigenschappen of naar kwaliteit. Na de rode kaart was Ajax kwantitatief in de meerderheid, maar kwalitatief lieten ze het afweten.

 

Kwantiteit is een ander woord voor hoeveelheid.Let op: woorden op een –f krijgen –ve als ze voor een woord in het meervoud staan: dit zijn kwantitatieve gegevens. 

 

Non verbaal 

 

Non-verbaal is een bijvoeglijk naamwoord. Het betekent: 

zonder woorden: aan zijn non verbale uitingen kon je zien dat hij het er niet mee eens was.

Het  woord ‘verbaal’ komt van het Latijnse woord ‘verbum’, en dat betekent ‘woord’. Ook het woord non is Latijn voor niet. Non-verbaal betekent dus zoiets als ‘zonder woorden’.

 

Synoniemen: in gebaren, door gezichtsuitdrukking

 

De uitdrukking non verbaal wordt vaak gebruikt in tegenstelling met het woord verbaal, wat betekent: 

in woorden gezegd: de leerling was verbaal erg sterk, hij kwam altijd goed uit zijn woorden. 

 

Percentage(s) 

Percentage is een zelfstandig naamwoord met het lidwoord het. Het meervoud is percentages, de –s er gewoon aan vast. Het betekent: 

 

de hoeveelheid procenten: Jaarlijks stijgt het percentage jongeren dat alcohol drinkt. De verkoper krijgt een percentage van het geld dat hij binnenhaalt. Het percentage korting is 15%. 

 

 

Risico(‘s) 

 

Risico is een zelfstandig naamwoord met het lidwoord het. Het meervoud is risico’s, met een zogenaamde apostrof –s dus. Het betekent: 

gevaar, de kans dat iets ergs gebeurt: als je te veel en te vet eet, loop je het risico op hart- en vaatziekten. Er is op deze parkeerplaats geen toezicht, je parkeert op eigen risico. Het risico op een ongeval is in een auto veel groter dan in een vliegtuig. 

 

Alle woorden die op een heldere klinker uitgaan krijgen -‘s in het meervoud: 

pony – pony’s 

taxi – taxi’s 

dahlia - dahlia’s 

foto – foto’s 

accu – accu’s 

 

Riskeren is het werkwoord. 

TT: ik riskeer, hij riskeert, wij riskeren 

VT: ik riskeerde, hij riskeerde, wij riskeerden 

Het voltooid deelwoord is geriskeerd. Het betekent: bewust een risico nemen: hij riskeert een bekeuring als hij zo hard rijdt. 

 

 

Uitrekenen 

Uitrekenen is een zwak (regelmatig) werkwoord. 

TT: ik reken uit, hij rekent uit, wij rekenen uit 

VT: ik rekende uit, hij rekende uit, wij rekenden uit 

Het voltooid deelwoord is uitgerekend. Het betekent: 

iets nagaan of vaststellen door rekenen: Je kunt uitrekenen hoeveel je telefoonkosten zijn per maand en per jaar. Wil jij even uitrekenen hoeveel die boodschappen nu totaal kosten? Ik reken dat wel voor je uit. 

 

Bijzondere betekenis bij zwangere vrouwen: Wanneer ben je uitgerekend? Oooh, op 15 augustus komt de baby. 

 

 

 

 

 

Bindelmeer College
Dubbelink 1
1102 AL Amsterdam
Telefoon: 020-69 90 221